vrijdag 8 maart 2019

MOHO


Vraag 1: welk begrip heeft deze persoon over zichzelf als handelend wezen in verleden, heden en toekomst?
-          Ze beseft dat ze van ver komt en weet dat ze al veel vorderingen heeft gemaakt. Ook vind de ergotherapeut dat. Ze blijven verder werken aan het hand die steeds in flexie gaat zowel met ergotherapeut als met kiné (ook logo.  en hopen in de toekomst ook kleine dingen te kunnen sluiten zoals kleine knoopjes

Vraag 2: in welke mate heeft deze persoon een patroon van participatie volgehouden dat zijn handelingsidentiteit weerspiegelt?
-          Onze cliënt gaat naar de chiro, danst en gaat naar een gewone school. Ze hadden gedacht dat ze nooit ging kunnen schrijven, maar het verloopt heel goed op school. Ondanks haar beperking kan de veel rollen opnemen.

Vraag 3: is deze persoon op dit moment actief betrokken in activiteiten voor werk/leren, vrije tijd/spel en wonen/zorg, die deel uitmaken van zijn sociaal- culturele context en die gewenst en/of noodzakelijk zijn voor zijn welzijn?
-          Onze cliënt gaat naar het revalidatiecentrum (bij kiné, ergo en logo) en gaat naar een gewone school. Ze gaat naar chiro en danst. J. volgt ook les in het normaal onderwijs en doet dit goed ondanks haar beperking. Zich zelf aankleden lukt zelfstandig maar verloopt langzamer.

Vraag 4: kan deze persoon de handelingsvormen en taken uitvoeren ten behoeve van leren/werken, vrije tijd/spel en wonen/ zorg die zijn persoonlijk leven vormen?
-          Als ze haar moet focussen op haar hand en een cognitieve moet doen, dan zien we dat ze haar rechter hand in flexie trekt. Ze let meer op de cognitieve oefeningen dan op haar hand. De meeste handeling kan ze perfect zelfstandig uitvoeren, alleen heeft ze hier wat langer tijd voor nodig.

Vraag 5: toont deze persoon de noodzakelijke communicatie- en interactievaardigheden, motorische en procesvaardigheden om uit te voeren wat een persoon nodig heeft en wil doen?
-          Haar commicatievaardigheden zijn heel goed. Juliette is een zeer vlotte en een sociale meid. Ook haar interactievaardigheden zijn heel goed. Ze is heel blij dat we een hulpmiddel voor haar maken en trekt ons wel in haar proces. Ze verlangt al naar haar hulpstuk en dat is ook wel leuk voor ons dat ze het echt wil. Haar motorische vaardigheden aan haar linker kant zijn heel wat minder. Ze ‘zakt’ wel door aan haar linker hand, dat zie je als ze haar jas aandoet. Eerst steekt ze haar ‘zwakke’ kant in haar jas. Als ze dan de jas aan heeft, dan zakt haar jas aan de linkerkant van haar schouders. Ze heeft een spanning op haar linker arm en hand waardoor ze haar hand en haar arm plooit. Het stappen loopt over het algemeen normaal.

 Vraag 6: hoe beïnvloeden wil, gewenning en uitvoeringsvermogen het denken, voelen en doen van deze persoon
-          Ze wil wel dat er iets gedaan wordt voor haar probleem, dat zie je aan haar enthousiasme. Ze vind het leuk dat we haar betrekken. We willen een hulpmiddel maken die ze gewoon wordt. Nu vergeet ze het vaak en dan zie je dat haar arm direct samentrekt omdat ze er niet bewust mee bezig is. We zullen wel moeten zorgen dat haar uitvoeringsvermogen niet te moeilijk wordt voor haar en dat het ook een aangename greep wordt. Ook willen we een hulpmiddel maken speciaal voor haar, door dit te personaliseren naar haar voorkeuren.

Vraag 7: welke invloed hebben de mogelijkheden en middelen, en de beperkingen en eigen op hoe de persoon denkt, voelt en doet?
-          Het middel die er nu is, zorg ervoor dat ze haar arm strekt, maar ze gebruikt het niet als ze er niet aan denkt. Wij willen nu wel een hulpmiddel maken, waardoor ze ‘verlangt’ om ermee te gaan werken.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten